Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ3174

Datum uitspraak2009-07-13
Datum gepubliceerd2009-07-21
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers08_1915 en 08_1916
Statusgepubliceerd


Indicatie

bouwvergunning tweede fase - wijzigingen bouwplan - aanhoudingsplicht


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht procedurenummers: AWB 08/1915 en 08/1916 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gedingen tussen [eiseres A] (hierna: [eiseres A]), wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde: [gemachtigde], [eiser B] en 11 anderen (hierna: [eiser B] e.a.), (alle individuele deelnemers van de Initiatiefgroep omwonenden locatie Groenekruis gebouw), wonende te [woonplaats], eisers, gemachtigde: R. Hofstra, werkzaam als architect, gezamenlijk ook te noemen: eisers, en het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim (hierna: het college), verweerder, gemachtigde: mr. J.V. van Ophem, advocaat te Leeuwarden. Procesverloop Bij besluit van 12 juni 2007 heeft het college aan De Friese Greiden Groep, handelend onder de naam Woningcorporatie Welkom (hierna: Welkom), een bouwvergunning 2e fase verleend voor het oprichten van een woongebouw (16 appartementen met parkeergarage) op het perceel, kadastraal bekend Grouw, sectie A, nummer 3930, plaatselijk bekend Prinses Wilheminastraat te Grou (hierna: het bouwplan). Bij twee afzonderlijke besluiten van 14 juli 2008 (de bestreden besluiten) heeft het college de hiertegen door [eiseres A] en [eiser B] e.a. gemaakte bezwaren deels gegrond verklaard en de voorwaarden bij de bouwvergunning aangevuld. Voor het overige heeft het college de bezwaren ongegrond verklaard. [eiseres A] en [eiser B] e.a. hebben tegen deze besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Op grond van artikel 8:26, eerste lid, Awb, zijn Welkom en het college van gedeputeerde staten van Fryslân (GS) door de rechtbank in de gelegenheid gesteld als partij aan de gedingen deel te nemen. Zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De onderzoeken ter zitting hebben gevoegd plaatsgevonden op 22 juni 2009. [eiseres A] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. [eiser B] is zelf verschenen voor [eiser B] e.a., bijgestaan door hun gemachtigde. Het college is niet verschenen. Motivering Feiten 1.1 Op 24 november 2006 heeft het college aan Welkom vrijstelling en een bouwvergunning 1e fase verleend voor het bouwplan. Bij de aanvraag van de bouwvergunning 1e fase is onder andere uitgegaan van een bouwhoogte van 10,15 meter. 1.2 Bij uitspraak van 15 januari 2008 (procedurenummers 07/1720, 07/1733 en 07/2111) heeft deze rechtbank de beroepen van eisers tegen de verlening van de vrijstelling en de bouwvergunning 1e fase ongegrond verklaard. Op 11 februari 2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) uitspraak gedaan in hoger beroep (LJN: BH2559). Het hoger beroep van [eiseres A] is gegrond verklaard en de AbRS heeft de uitspraak van deze rechtbank vernietigd en het beroep van [eiseres A] gegrond verklaard. Tevens is de beslissing op bezwaar vernietigd, waarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Ten slotte heeft de AbRS het hoger beroep van [eiser B] e.a. ongegrond verklaard. 1.3 Bij besluit van 12 juni 2008 heeft het college de bouwvergunning 2e fase aan Welkom verleend. Blijkens het bouwplan bedraagt de bouwhoogte thans 10,27 meter. Het college heeft bij de thans bestreden besluiten de bezwaren van eisers tegen het besluit van 12 juni 2008 deels gegrond verklaard, op de grond dat er een aanhoudingsplicht gold in verband met bodemverontreiniging. Inmiddels had het college een melding op grond van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) ingediend bij GS die voldoet aan de eisen van de Wet bodembescherming, het BUS en de Regeling Uniforme Saneringen. GS hebben de BUS melding goedgekeurd en tevens is er een deelsaneringsplan bodemverontreiniging Prinses Wilhelminastraat te Grou opgesteld dat door het college is goedgekeurd. Het college heeft aan de bouwvergunning 2e fase onder andere de voorwaarde verbonden dat pas met het bouwen van de aangevraagde bouwwerken mag worden begonnen nadat de bodem ter plaatse van het ernstig verontreinigde deel is gesaneerd overeenkomstig de BUS-melding en het deelsaneringsplan. De geschillen 2.1 [eiseres A] voert onder meer aan dat het bouwplan in de 2e fase aanzienlijk is veranderd ten opzichte van het bouwplan in de 1e fase. Zowel de bouwhoogte als het bebouwingsoppervlak is afwijkend. Daarbij komt dat het bebouwingsoppervlak veel groter is dan het vigerende bestemmingsplan toelaat. Als het bouwvolume van de 2e fase vanaf het begin bekend geweest was, had de gemeenteraad nooit toestemming aan het college verleend om het bouwvergunningstraject zelfstandig te beoordelen. [eiseres A] verzoekt de rechtbank de bouwvergunning 2e fase aan te houden en het college op te leggen Welkom een nieuwe bouwaanvraag 1e fase in te laten dienen. Tevens dient de vergunningverlening aangehouden te worden, omdat een zeer ernstige vervuiling van de grond (miltvuur) niet is betrokken in het plan van aanpak dat door de provincie goedgekeurd diende te worden. 2.2 [eiser B] e.a. voeren onder meer aan dat de bouwhoogte in de bouwvergunning 2e fase hoger is dan die in de bouwvergunning 1e fase. De verhoging van het bouwplan blijkt even groot te zijn als een compleet belendend woonhuis, indien hierbij tevens de oppervlakte in aanmerking wordt genomen. Er is daarom wel sprake van een betekenisvolle afwijking van de bouwvergunning 2e fase ten opzichte van de bouwvergunning 1e fase. Ook op een groot aantal andere punten wijkt de bouwvergunning 2e fase af van de bouwvergunning 1e fase. De gevelwanden, balkons, woonkamers en kelders zijn fors van afmeting en positie veranderd. Doordat de balkons kleiner geworden zijn en de woonkamers groter, hebben de omwonenden na de bouw zicht op een grote muur van glas, in plaats van transparant zicht op de balkons. De aanvraag mag in twee fasen worden gesplitst, maar dit zijn dan wel twee delen van één geheel. De tekeningen van beide fasen moeten dan ook op elkaar kunnen passen. Als het bouwplan in de 2e fase niet aansluit op het bouwplan in de 1e fase is dat reden om de bouwvergunning 2e fase te weigeren. 2.3 Het college stelt dat de bouwhoogte in het bouwplan in de 2e fase weliswaar hoger is dan de bouwhoogte in het bouwplan in de 1e fase, maar dit gaat slechts om een zeer klein verschil. Het verschil in bouwhoogte is geen weigeringsgrond voor de bouwvergunning 2e fase. Aangezien het geen zodanige afwijking betreft dat opnieuw beoordeeld zou moeten worden of de bouwvergunning 1e fase nog verleend kan worden als van het bouwplan in de 2e fase wordt uitgegaan, is er bovendien geen reden de beslissing over de bouwvergunning 2e fase aan te houden. Verder stelt het college dat het bebouwingsoppervlak niet is gewijzigd. Dat het bebouwingsoppervlak groter is dan wat het bestemmingsplan toestaat, is voor de beoordeling van de bouwvergunning 2e fase niet relevant. Dit is een aspect dat van belang is bij de bouwvergunning 1e fase. Het college erkent dat er wijzigingen zijn ten opzichte van de bouwvergunning 1e fase. De stellingen van eisers dat het bouwplan aanzienlijk is veranderd, onderschrijft hij echter niet. Het gaat met name om een nadere uitwerking van de bouwtekeningen, zoals dat gebruikelijk is voor de bouwvergunning 2e fase. Het uiterlijk wijzigt hierdoor niet en gelet op het bouwplan als geheel, gaat het slechts om ondergeschikte wijzigingen. Naar het oordeel van het college is er dan ook geen sprake van zodanige wijzigingen dat wederom een toetsing aan de weigeringsgronden van de bouwvergunning 1e fase noodzakelijk is. Wettelijk kader 3.1 De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de regelgeving, zoals deze luidde op 14 juli 2008. 3.2 Ingevolge artikel 56a, derde lid, van de Woningwet (Ww), gelezen in samenhang met artikel 44, eerste lid, onder a en b, Ww mag slechts en moet een bouwvergunning 2e fase worden geweigerd wanneer er sprake is van strijd met het Bouwbesluit 2003 (Bouwbesluit) of met de bouwverordening (met uitzondering van de stedenbouwkundige bepalingen). 3.3 Ingevolge artikel 52a, eerste lid, Ww, houden burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning aan, indien er geen grond is de bouwvergunning te weigeren en uit het onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 8, vierde lid, onderdeel c, blijkt dat de grond ter plaatse van het te bouwen bouwwerk in zodanige mate is verontreinigd dan wel bij hen uit anderen hoofde een redelijk vermoeden bestaat dat overeenkomstig de Wet bodembescherming sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Ingevolge het tweede lid van dit artikel duurt de aanhouding totdat het krachtens de Wet bodembescherming bevoegd gezag met het saneringsplan, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die wet, overeenkomstig het tweede lid van dat artikel, heeft ingestemd. 3.4 Ingevolge artikel 56b, tweede lid, Ww gelezen in samenhang met artikel 56a, achtste lid, Ww houden burgemeester en wethouders de beslissing over de aanvraag om een bouwvergunning 2e fase aan totdat een gewijzigde aanvraag om een bouwvergunning 1e fase is gedaan, indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en in het geval dat het bouwplan waarvoor de bouwvergunning 1e fase is verleend zodanige wijziging behoeft dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders wederom een toetsing aan de weigeringsgronden van de 1e fase noodzakelijk is als gevolg van het besluit over de aanvraag van een bouwvergunning 2e fase. Beoordeling 4.1 De rechtbank stelt voorop dat de wet een limitatieve-imperatieve opsomming geeft van de weigeringsgronden voor de bouwvergunning 2e fase. Dit houdt in dat de bouwvergunning 2e fase slechts geweigerd mag en ook moet worden wegens strijd met het Bouwbesluit of met de bouwverordening. Dit laat geen ruimte om andere argumenten bij de beoordeling te betrekken. Als gevolg hiervan spelen argumenten van eisers voor zover deze zijn gericht tegen de bouwvergunning 1e fase geen rol bij de beoordeling van de bouwvergunning 2e fase. Deze argumenten zal de rechtbank daarom buiten beschouwing laten. Dit geldt ook voor de stelling van [eiseres A], ten aanzien van de verleende vrijstelling bij de bouwvergunning 1e fase, dat de gemeenteraad met de wetenschap dat het bouwvolume is toegenomen door het hoogteverschil nooit toestemming zou hebben gegeven aan het college om de bouwvergunning zelfstandig te beoordelen. 4.2 Eisers hebben niet aangevoerd dat de bouwvergunning in strijd is met het Bouwbesluit of met de bouwverordening. Hun stelling dat afwijkingen van het bouwplan in de 2e fase ten opzichte van het bouwplan in de 1e fase moeten leiden tot weigering van de bouwvergunning 2e fase is onjuist. Uit de wet blijkt immers niet dat dit een weigeringsgrond is. Bovendien heeft de 2e fase betrekking op de bouwtechnische aspecten en daarom is het gebruikelijk dat er een nadere uitwerking van de bouwtekeningen van de 1e fase plaatsvindt. In dit licht bezien, mogen verschillen bestaan tussen het bouwplan in de 1e fase en dit in de 2e fase. Evenmin is strijd met het bestemmingsplan een weigeringsgrond voor de bouwvergunning 2e fase. Er was dan ook geen weigeringsgrond aanwezig en daarom diende het college de bouwvergunning 2e fase te verlenen. 4.3 Vervolgens dient te worden beoordeeld of er redenen zijn op grond waarvan het college de beslissing op de aanvraag om de bouwvergunning 2e fase had dienen aan te houden. 4.4 De rechtbank volgt het standpunt van [eiseres A] ten aanzien van de verontreiniging van de bodem met miltvuur niet. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat hiervan sprake is. Het college heeft in de beslissingen op bezwaar vastgesteld dat er sprake is van bodemverontreiniging met carbolineum en dat er daarom een aanhoudingsplicht ten aanzien van de beslissing op de aanvraag om de bouwvergunning 2e fase bestond. In verband met de goedkeuring van GS van de BUS-melding is de aanhoudingsplicht inmiddels vervallen. Het college heeft aan de bouwvergunning onder andere de voorwaarde verbonden dat de bodem gesaneerd dient te worden, alvorens mag worden begonnen met de bouw van de aangevraagde bouwwerken. Er is daarom geen reden de beslissing over de aanvraag om de bouwvergunning 2e fase op grond van artikel 52a Ww alsnog aan te houden. 4.5 Ten slotte dient beoordeeld te worden of er ingevolge artikel 56b, tweede lid, Ww een aanhoudingsplicht bestaat. De rechtbank begrijpt de argumenten van eisers die zien op de afwijkingen van de bouwvergunning 2e fase ten opzichte van de bouwvergunning 1e fase als een beroep op aanhouding zoals bedoeld in deze bepaling. Voor het antwoord op de vraag of het college de beslissing over de aanvraag om de bouwvergunning 2e fase had dienen aan te houden, is van belang of het bouwplan waarvoor bouwvergunning 1e fase is verleend zodanige wijziging behoeft dat er naar het oordeel van het college wederom een toetsing aan de weigeringsgronden voor de bouwvergunning 1e fase noodzakelijk is. Het college heeft hierbij beoordelingsvrijheid. De rechtbank benadrukt dat alle wijzigingen moeten worden bezien in verhouding tot het bouwplan als geheel. Wat betreft het verschil in hoogte, is komen vast te staan dat het om een verschil gaat van 12 centimeter, terwijl de totale bouwhoogte ruim 10 meter is. Het betreft aldus een verschil van slechts ongeveer 1%. De toename van het bouwvolume, zoals eisers die stellen, is in dit geval niet relevant. Op de totale bouwhoogte is dit hoogteverschil immers nauwelijks zichtbaar. De wijzigingen in de afmetingen van de woonkamers en de balkons vinden binnen het bebouwde oppervlak plaats. De muren en ramen komen weliswaar verder naar buiten, maar daardoor wordt de grens van het bebouwde oppervlak (de oorspronkelijke relingen van de balkons) niet overschreden. Het zicht op de balkons verandert wel enigszins door de vergroting van de balkons, maar de rechtbank volgt [eiser B] e.a. niet in hun stelling dat dit de transparantie van de appartementengebouwen aantast. Deze wijzigingen hebben slechts beperkte invloed op het uiterlijk van de appartementengebouwen als geheel. De gebogen gevelwand is wel iets naar buiten geplaatst. Verder lopen de kelders nu door onder de balkons, terwijl het bouwplan in de 1e fase voorzag in een scherm waarmee de ruimte onder de balkons werd afgesloten. Overigens werd die ruimte in het bouwplan in de 1e fase wel gerekend bij het bebouwde oppervlak en bij beide plannen wordt dus uitgegaan van een afscheiding van de laagste balkons tot aan de grond. Het is juist dat de kelders hierdoor worden vergroot, maar dit is van buitenaf niet zichtbaar. Het uiterlijk van de appartementengebouwen blijft derhalve nagenoeg gelijk en de wijzigingen zijn met name het gevolg van de nadere uitwerking van de bouwtekeningen. Gelet op het bouwplan als geheel en het vrijwel ongewijzigde uiterlijk en bebouwde oppervlak, is de rechtbank dan ook van oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen vinden dat de afwijkingen geen aanleiding geven om de bouwvergunning 1e fase wederom te toetsen aan de relevante weigeringsgronden. Er bestond daarom geen aanhoudingsplicht op grond van artikel 56b, tweede lid, Ww. 4.6 De beroepen zullen ongegrond worden verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Beslissing De rechtbank: verklaart de beroepen ongegrond. Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2009. w.g. P.G. Wijtsma w.g. B.M. van der Doef Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA Den Haag In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. Afschrift aangetekend verzonden op: 13 juli 2009